100 jaar vrouwelijk hoogleraarschap

LEES MEER

Op het snijvlak van wetenschap en praktijk

ANNETJE OTTOW & LAURA PARRET

Dit jaar is het precies honderd jaar geleden dat Johanna Westerdijk aantrad als eerste vrouwelijke hoogleraar. Westerdijk combineerde haar hoogleraarschap met de praktijk, iets wat vandaag de dag ook het leven kenmerkt van hoogleraar Economisch Publiekrecht Annetje Ottow (51) en bijzonder hoogleraar Europese Rechtsorde Laura Parret (48).

De eerste vrouwelijke hoogleraar in Nederland was een vrouw die respect afdwong en haar leven volledig in dienst stelde van haar werk, concludeerde Annetje Ottow na het lezen van de biografie van Johanna Westerdijk, die in 1917 hoogleraar plantenziektekunde in Utrecht werd. Maar misschien wel het meest interessant aan de hoogleraar vinden Annetje Ottow en Laura Parret dat Westerdijk, net als zijzelf, de wetenschap combineerde met haar werk in de praktijk. Ottow is decaan van de Faculteit Recht, Economie Bestuur en Organisatie van de Universiteit Utrecht en hoogleraar Economisch Publieksrecht. Daarnaast is ze bestuurslid van de Britse mededingings- en consumentenautoriteit CMA. Tot 2006 werkte Ottow bij Houthoff Buruma. Ook de carrière van Laura Parret speelt zich zowel binnen de wetenschap af als in de publieke en private praktijk. Ze combineert haar bijzonder hoogleraarschap op de faculteit van Ottow met haar werk als partner bij Houthoff Buruma in Brussel, waar ze bedrijven en overheden bijstaat in procedures bij de Europese Commissie en in Europese en nationale procedures.

No right without remedy

De combinatie van werkzaamheden levert beide hoogleraren veel op. “Ik kan me niet inbeelden dat ik het anders zou doen,” zegt Parret.

“Mijn academische werk zorgt ervoor dat ik een bredere kijk houd op mijn vakgebied, waardoor ik inhoudelijk zo nodig ook afstand kan nemen van een zaak. Dat verrijkt mij als adviseur. Mijn werk in de praktijk geeft mij anderzijds juist weer een goed besef van ‘no right without a remedy’: je moet goede procedures en structuren hebben om eventuele schending van een recht te kunnen controleren en bestraffen. Anders heb je helemaal niets aan dat recht. Ook een fijne bijkomstigheid van mijn hoogleraarschap: doordat ik colleges geef aan jonge studenten, moet ik complexe stof terugbrengen tot de kern. Aan die vaardigheid heb ik veel. Intern, in de communicatie naar mijn team, maar ook in de adviezen en uitleg die ik geef aan mijn cliënten en andere stakeholders.”

Ottow: “Bij mij is die wisselwerking de rode draad in alles wat ik tot nu toe heb gedaan. Sterker, dat ik me nu vooral veel met toezicht bezighoud komt voort uit mijn werk bij Houthoff Buruma, waar ik met mijn telecompraktijk veel met toezichthouders te maken had. Mijn proefschrift ging over dat onderwerp.” Ottow publiceerde in 2015 het boek Market and Competition Authorities. “Hiermee vertaal ik het werk dat ik voorheen in Den Haag bij de Opta en de Autoriteit Consument en Markt deed en tegenwoordig in Londen doe, naar een wetenschappelijke context en vice versa. Mijn werkervaring helpt me zo om het wetenschappelijk inzicht over toezicht te vergroten. En andersom vind ik het als bestuurder in een academische omgeving belangrijk om de blik naar buiten te houden en om ook daar het publieke belang te dienen.”

Mijn werk in de praktijk geeft mij een goed besef van ‘no right without a remedy’

‘De vrouwen in deze wereld weten elkaar goed te vinden, juist omdat we niet met veel zijn’

Behoefte aan reflectie

Als wetenschapper in het vakgebied markt en regulering is het misschien wel een must om je ook met de praktijk bezig te houden, zeggen de hoogleraren. Ottow: “De markten zijn zo dynamisch dat je er als academische wereld continu mee in contact moet staan om te weten wat er speelt. En andersom heeft die snel veranderende praktijk behoefte aan reflectie.”

“Ik vind het bijvoorbeeld boeiend hoe marktregulering raakt aan politiek-maatschappelijke issues,” illustreert Parret.

“Ik ben werkzaam in het Europese recht, maar zie ook dat de EU het moeilijk heeft. Hoe ziet het Europese recht er over tien jaar uit? Ik zie een wankelend geloof in de markt en in de politiek. Dat moet uiteindelijk ook invloed hebben op het recht.”

Parret: “Staatssteun is hiervan een goed voorbeeld. Er wordt nu heel anders gedacht over welke diensten van algemeen belang zijn dan een paar jaar geleden. Waar precies de grens ligt tussen wat de overheid aan de markt moet overlaten of wat ze met publiek geld mogen meefinancieren is volop onderwerp van discussie. De neiging tot inmenging van overheden is groter en dus neemt ook het toezicht toe.”

Johanna Westerdijk
De eerste vrouwelijke hoogleraar van Nederland was een bijzondere persoonlijkheid. In 1917 hield zij haar oratie ter gelegenheid van haar benoeming tot buitengewoon hoogleraar in de plantenziektekunde aan de Universiteit Utrecht. Haar benoeming was een mijlpaal en landelijk nieuws. Westerdijk stond bekend als een gedreven en toegewijde biologe, maar ook als iemand die wel van een feestje hield. Haar levensmotto was: ‘Van een saai en eentonig leven gaat zelfs een schimmel dood’. En zij kon het weten. In 1907 werd ze, op 24-jarige leeftijd directeur van het Centraalbureau voor Schimmelcultures; een instituut voor schimmelonderzoek. Het nog altijd wereldvermaarde instituut werd dit jaar, ter nagedachtenis aan haar eerste directeur, omgedoopt tot het Westerdijk Instituut.

Rechtvaardiger maatschappij

Tijdens het gesprek is te merken dat Ottow en Parret elkaar al jaren kennen. Er wordt veel gelachen. Hoewel ze nooit tegelijk bij dezelfde organisatie werkten, zijn ze elkaar wel altijd veel tegengekomen. “De vrouwen in deze wereld weten elkaar goed te vinden, juist omdat we niet met veel zijn,” verklaart Parret, die ook een vrouwennetwerk voor deze groep oprichtte. Diversiteit achten beide hoogleraren van groot belang. Ze hechten er veel waarde aan dat dit jaar gevierd wordt dat pionier Johanna Westerdijk honderd jaar geleden als eerste vrouwelijke hoogleraar voor hen de weg bereidde. Als decaan en als voorzitter van de Diversity Taskforce  van de Universiteit Utrecht is Ottow dagelijks met het onderwerp bezig.

“Diversiteit in teams is nodig om vanuit verschillende invalshoeken naar problemen te kijken. Daardoor krijg je betere resultaten en kun je uiteindelijk meer rendement leveren.” Maar, zo benadrukken beiden, diversiteit is niet alleen een businesscase, het heeft ook alles te maken met een rechtvaardige maatschappij.

Ottow is er echter geen voorstander van om verplichte quota in te stellen bij selectieprocedures. “Natuurlijk moeten we daar strakke regels bij hanteren, maar ik heb moeite met die dwang – ook om de kandidaten te beschermen: je wilt niet degene zijn die er kwam om aan het quotum te voldoen.” Parret durft daarin iets verder te gaan. “Ik vind die quota geen slecht idee; het duurt nu allemaal al zo lang. Misschien moeten we vrouwen nu even wat voortrekken om zo sneller de nodige verandering te realiseren!”

Oratie over staatssteunregels
In december hield Laura Parret haar oratie als bijzonder hoogleraar Staatssteun in de Europese rechtsorde over de rol en identiteit van staatssteunregels in het bredere kader van het Europese recht en het mededingingsrecht. Die regels vertonen de kenmerken van een crisis, zo stelde zij. De rol van de nationale rechter zou daarom volgens de Houthoff Buruma-partner weer groter moeten worden. “Het is niet meer van deze tijd dat de Europese Commissie een monopolie heeft om te bepalen of staatssteun al dan niet toelaatbaar is,” oordeelde Parret. Ze kreeg veel reacties, vooral uit de wetenschap en de praktijk. “Mijn voorstel inzake de rol van de Commissie is vrij revolutionair ten opzichte van het huidige model,” zegt Parret nu. “Maar een oratie is er om discussie los te maken.”

Video
Delen

Uw naam

E-mail

Naam ontvanger

E-mail adres ontvanger

Uw bericht

Verstuur

Share

E-mail

Facebook

Twitter

Google+

LinkedIn

Contact

Verstuur